Handvatten om SOLK-patiënten te verwijzen

PublicatieNr. 24 - 13 juni 2013
Jaargang2013
RubriekArtikelen
AuteurMichel Reinders, Guus Eeckhout
Pagina's1326-1328

DOKTER & PATIENT

Via erkennen, geruststellen en verklaren naar gedragstherapie

Als voor de klachten van een patiënt geen somatische oorzaak is te vinden, kan cognitieve gedragstherapie een uitweg bieden. Psychiater Guus Eeckhout en psycholoog Michel Reinders beschrijven hoe je een patiënt ervan kunt overtuigen dat dit heilzaam kan zijn.

Patiënten met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) willen vaak geen verwijzing naar de psycholoog of psychiater. Ze blijven liever zoeken naar een fysieke oorzaak achter hun klacht. Ze denken dat een verwijzing naar een psycholoog of psychiater impliceert dat ze gek zijn, zich aanstellen of de klachten zelf veroorzaken.

Er zijn echter effectieve psychologische behandelingen zoals cognitieve gedragstherapie, die de kwaliteit van leven van deze patiënten kunnen verbeteren.1-7

Moeheid en malaise
Somatisch onbegrepen lichamelijke klachten zijn klachten als moeheid en malaise, pijn, maag-darmklachten en neurologisch aandoende symptomen. Sommige auteurs includeren functionele syndromen zoals fibromyalgie, het chronischevermoeidheidssyndroom en het prikkelbaredarmsyndroom.

Bij meer dan een derde van de lichamelijke klachten die bij de huisarts worden gemeld, wordt geen somatische aandoening gevonden.8 Ook in de tweede lijn is de prevalentie van deze problematiek hoog.9 Bij circa een kwart van deze patiënten is het beloop chronisch.8 Doorgaans is er aanzienlijk en langdurig disfunctioneren.10Het zorggebruik bij deze groep is hoog met navenant hoge kosten.11

Problematisch van de diagnose SOLK is dat deze tot stand komt door uitsluiting. Omdat er geen lichamelijke oorzaken zijn te vinden, worden de klachten in de psychiatrie ondergebracht. Patiënten begrijpen deze redenering slecht. DSM-5 introduceert een nieuwe diagnostische categorie: de somatic symptom disorder. Deze categorie includeert klachten die momenteel onder SOLK vallen. De belangrijkste criteria voor de somatic symptom disorder zijn:

• er zijn lichamelijke klachten die veel onrust veroorzaken en iemands dagelijks leven verstoren;

• de patiënt heeft gedachten, gevoelens en gedragingen over deze klachten die buitenproportioneel zijn;

• de symptomen zijn chronisch.12

In deze categorie van DSM-5 vervalt het onderscheid tussen verklaarde en onverklaarde klachten. Er worden positieve criteria geformuleerd om aan de diagnose te voldoen. Dat is een belangrijke verbetering, die de communicatie naar de patiënt eenvoudiger maakt: de patiënt heeft klachten – verklaard of niet – en ervaart hiervan negatieve gevolgen. De meeste patiënten zullen deze visie onderschrijven.

Motiveren
De volgende uitgangspunten zijn van belang om een patiënt met SOLK tot een behandeling bij een psycholoog of psychiater te motiveren.13

De klachten moeten worden erkend. Dat geldt niet alleen voor het fysieke lijden, maar ook voor de impact ervan op het dagelijks leven. Een simpele geruststelling als ‘we kunnen geen afwijkingen vinden’ werkt niet. Dit kan de patiënt het gevoel geven dat de arts de ernst van de klachten niet onderkent. Pas als de patiënt bemerkt dat de arts de ernst inziet, zal hij de adviezen willen volgen en openstaan voor andere behandelingen dan de somatische.14

Patiënten met SOLK maken zich zorgen over hun klachten. Geruststelling kan nodig zijn, maar is niet eenvoudig. Enerzijds wil men de patiënt zeggen dat er geen reden is tot grote ongerustheid. Anderzijds moet de patiënt zich serieus genomen voelen. De dokter moet dus voorzichtig laveren. Sommige patiënten vrezen dat een zeldzame ziekte over het hoofd is gezien. Men kan uitleggen dat de kans daarop minimaal is. Soms moet de patiënt gerustgesteld worden dat de arts in de toekomst alert zal blijven op nieuwe somatische pathologie.15

Hoe preciezer de arts weet waarover de patiënt ongerust is, hoe adequater hij kan geruststellen.16 Een voorbeeld: een 24-jarige patiënte is bang een hartaanval te krijgen. Door de paniek ervaart zij een verhoogde hartslag, wat haar weer angstig maakt. Ze valt in geen enkele risicocategorie. Na uitvoerige navraag blijkt dat haar vader een hartaanval heeft gehad en dat zij bang is voor een erfelijke aandoening. Pas na onderzoek door de cardioloog verdwijnt haar angst.

Arts en patiënt oordelen nogal eens verschillend over het effect van een geruststellende interventie.16 Als de arts bijvoorbeeld zegt dat de meeste patiënten genezen van een bepaalde aandoening, zal een zwaarmoedige patiënt denken: ‘er gaan dus ook mensen dood’.

Om de patiënt te laten inzien dat een verwijzing naar een psycholoog of psychiater nut heeft, moet hij begrijpen dat zoeken naar de fysieke oorzaak van de klacht niets oplevert. Uitleg van het onderscheid tussen structuur en functie kan helpen: er is niets kapot (structuur), maar de werking is ontregeld (functie).17

Een onvindbare oorzaak betekent niet dat er geen behandeling mogelijk is. Het is belangrijk dat de patiënt inziet dat er voor zijn klachten effectieve behandelingen bestaan die de klachten kunnen verminderen. Deze behandelingen zijn gericht op de gevolgen van de klachten en hoe deze gevolgen een negatieve invloed op de klachten hebben.

Passende verklaring
Meerdere factoren kunnen de klachten beïnvloeden. Patiënten willen een passende verklaring, een antwoord op de vraag: wat is er aan de hand?16 De verwijzing naar cognitieve gedragstherapie wint aan kracht als de arts aannemelijk kan maken dat er factoren spelen waarbij een psychotherapeut kan helpen. Een goede verklaring helpt de patiënt een adequate behandeling te accepteren. De verklaring moet aansluiten bij de beleving en situatie van de patiënt, zodat deze zich erin herkent.14 Patiënten voelen zich vaak geholpen als de arts het achterliggende proces uitlegt en daarin de klachten een logische plaats geeft.18 Vaak is een zekere herinterpretatie van de klachten als symptoom van het betreffende proces nodig. In het verklaringsmodel kunnen de achtergronden van somatisch onverklaarde klachten als uitgangspunt dienen.19 We geven enkele voorbeelden.

Als de patiënt vast zit in ongunstige denk- en gedragspatronen, kan de arts uitleggen dat dit ongewild leidt tot een negatieve spiraal waarin het leven overmatig om de klachten draait.

Acute of chronische stress kan tot lichamelijke klachten leiden. Hoofdpijn kan een teken zijn van overbelasting in plaats van een hersentumor. Pijn op de borst kan men herinterpreteren als een fysiek gevolg van spanning. Uitleg van het sensitisatiemodel kan de patiënt helpen om te stoppen met zoeken naar een somatische aandoening.20 Zo kan men bij chronische moeheid refereren aan overbelasting of uitputting van lichamelijke stressmechanismen.20 Bij onverklaarde pijn kan men uitleggen dat het zenuwstelsel soms onschuldige signalen onvoldoende uitfiltert.20

Een individueel verklaringsmodel biedt aanknopingspunten voor een behandeling in de eerste lijn of verwijzing naar een revalidatiecentrum of een gespecialiseerde psychiatrische voorziening. Met name de laatste mogelijkheid roept bij patiënten nogal eens weerstand op. De behandelaar kan uitleggen dat de psychiatrie effectieve behandelmethoden voor deze klachten heeft ontwikkeld, of in het uiterste geval de patiënt kan helpen een nieuw evenwicht te vinden in een leven met klachten waaraan verder niets te doen lijkt. Aarzelende patiënten kunnen een second opinion krijgen om te verkennen wat revalidatiecentra of psychiatrische afdelingen voor hen kunnen betekenen.

Tijd
Het accepteren van een psychologische behandeling betekent voor de patiënt een omslag in denken en doen. Hij moet het medisch oorzakelijke denken loslaten en leren om de fysieke klachten in een bredere context te zien. Dit vergt soms tijd. Men bedenke echter dat een extra tijdsinvestering op de lange duur kan leiden tot een aanmerkelijke kostenbesparing en gezondheidswinst.


Casuïstiek


Bekkeninstabiliteit Een 28-jarige vrouw is bevallen van een zoon. Na de bevalling veroorzaakt bekkeninstabiliteit pijnklachten. Fysiotherapie helpt matig. De pijn wordt erger als ze veel doet en neemt af op rustige dagen. De psycholoog stelt een dagschema voor met afwisselend inspanning en rust. De vrouw vindt dat lastig want ze wil haar problemen actief aanpakken. Rust houden roept negatieve gedachten op. Pas na diverse gesprekken lukt het haar om rust als iets positiefs te zien. Doordat ze zo effectiever met de pijn omgaat, heeft ze er minder last van.

Fibromyalgie Een 45-jarige vrouw heeft last van fibromyalgie. Haar hulp-behoevende ouders wonen bij haar in de straat. Vooral moeder doet veelvuldig een beroep op haar. De hulp aan haar moeder verergert de pijn aanzienlijk. Bovendien komt ze door alle mantelzorg niet toe aan leuke dingen. Ze raakt depressief. Moeder wil geen vreemde in huis en weigert daarom thuishulp. Hoewel de dochter uitlegt dat de mantelzorg haar fibromyalgie verergert, verandert er niets. Daarop krijgt ze een assertiviteitstraining. Zodra ze inziet dat haar moeder erg egocentrisch is, gaat ze zich assertiever opstellen. Uiteindelijk accepteert moeder thuishulp. Hierdoor staat de dochter minder bloot aan overbelasting, heeft minder pijn en komt toe aan leukere dingen, waarmee ook de depressie verdwijnt.

(Pseudo)neurologische klachten Een man van 25 jaar is op de fiets aangereden door een auto en met zijn hoofd op de motorkap terechtgekomen. Aanvankelijk heeft hij milde klachten, maar later nemen deze toe. Hij heeft last van duizeligheid, overgevoeligheid voor licht en geluid, en concentratieproblemen. Dit hindert zijn werk als computertechnicus. Hij meldt zich ziek en hij stopt ook met sporten. Hij maakt zich zorgen of het weer goed komt. Zijn vriendin is zwanger en hij vreest dat hij door de klachten de vaderrol niet aan kan en zijn vriendin niet kan ondersteunen. De zwangere vriendin kan zijn labiliteit slecht verdragen. Dat leidt tot spanningen in hun relatie die zo hoog oplopen dat een (tijdelijke) scheiding ter sprake komt.

De gedragstherapie richt zich in eerste instantie op vermindering van de spanningen. De man zet zichzelf onder druk: vóór de bevalling moet hij voldoende opgeknapt zijn. Maar deze druk verhoogt juist de spanning. Patiënt wordt gestimuleerd zijn vriendin te ontzien. Ook leert hij zijn klachten te relativeren door cognitieve therapie. Zodra de paniekklachten afnemen, gaat het ook beter met de fysieke klachten. Stapsgewijs pakt hij verschillende activiteiten op. Doordat er weer dingen lukken, komt hij in een positieve spiraal terecht en uiteindelijk hervat hij zijn werk.



Modellen

De mate waarin een patiënt last heeft van lichamelijke klachten hangt niet alleen samen met de fysieke aspecten van de klacht. Bij de ‘last van de klacht’ speelt een aantal factoren een rol waaronder uiteraard de intensiteit van de klacht, maar ook de mate van beperkingen die de patiënt ervaart, de manier waarop de patiënt met de klacht omgaat (zowel in gedrag als fysiek), angst voor de klacht, de betekenis van de klacht, het al of niet accepteren van de teruggang in gezondheid en het feit of iemand depressief wordt onder invloed van de klacht. Met andere woorden, de klachtbeleving wordt beïnvloed door een complexe interactie van somatische, psychische en sociale factoren.21

Er zijn diverse modellen ontwikkeld om SOLK te begrijpen, waaronder het stress-kwetsbaarheidsmodel, het gevolgenmodel en het sensitisatiemodel.

Volgens het stress-kwetsbaarheidsmodel hangen psychosomatische klachten onder andere samen met psychische en fysieke stress.22 Psychische stress heeft directe invloed op lichamelijke functies, bijvoorbeeld door verhoogde spierspanning, cardiopulmonale en gastrointestinale effecten. Dikwijls is er sprake van een chronische en sluipende overbelasting. Er zijn aanwijzingen dat dit gepaard kan gaan met langdurige ontregeling van het biologische stresssysteem en immunologische processen, die leiden tot lichamelijke klachten en onvermogen om te adapteren aan bijkomende stress zoals een infectie.23 24 Dat dit niet bij iedereen gebeurt, is een zaak van kwetsbaarheid. Persoonlijkheid en copingstijl spelen een rol, evenals traumatische omstandigheden en ervaringen met ziekte in de jeugd.22 Vaak stellen deze patiënten hoge eisen aan zichzelf. Al deze kenmerken leiden nogal eens tot het negeren of onvoldoende aanvoelen van lichamelijke grenzen waardoor de patiënt daar stelselmatig overheen gaat en zichzelf chronisch overbelast. Anderzijds kunnen patiënten juist verhoogd gevoelig zijn voor het waarnemen van onschuldige lichamelijke sensaties.25Ongunstige jeugdervaringen kunnen ook de kwetsbaarheid van het biologische stresssysteem verhogen.26

In het traditionele medische denken staat het zoeken naar de oorzaak van de klachten centraal. Het gevolgenmodel is een methode waarbij men de fysieke klachten analyseert door naar de gevolgen ervan te kijken en niet naar de oorzaak. Het gevolgenmodel richt zich op factoren die de klachten in stand houden en het herstel belemmeren.25 27 Volgens dit model brengen lichamelijke klachten een scala aan gedachten, gevoelens en gedragingen teweeg alsmede somatische gevolgen en reacties van de omgeving. Al deze gevolgen kunnen vooral bij kwetsbare personen de klachten versterken en in stand houden. Dergelijke gevolgen zijn o.a. depressieve of angstige gevoelens, overmatige aandacht voor de klachten, het interpreteren van de klachten als bedreigend en onbehandelbaar (catastroferen), fysieke onder- of overbelasting en bekrachtiging van de klachten door de sociale omgeving of media. Met andere woorden, fysieke klachten geven problemen die op hun beurt een slechte invloed op de klacht hebben. Over de psychotherapeutische aanpak die daaruit volgt, zegt Zonneveld: ‘The … consequences are labeled as survival strategies, of which existence is beneficial and justified in the short term but harmful in the long run. Therefore, these strategies should be replaced by beneficial strategies in the long run.’7 De casussen bij dit artikel illustreren dit uitgangspunt.

Het sensitisatiemodel ten slotte belicht de rol van het centraal zenuwstelsel in deze klachten. Mede onder invloed van onderhoudende factoren kunnen lichamelijke prikkels neuroplastische veranderingen in hersenen en ruggenmerg teweegbrengen. Hierdoor raakt het zenuwstelsel gevoeliger voor dergelijke prikkels. Dit is vooral bekend voor chronische onverklaarde pijn, maar kan ook bij andere klachten een rol spelen.15 22



dr. Michel Reinders, klinisch psycholoog, GGZ inGeest Amsterdam

Contact: mi.reinders@GGZinGeest.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld


Download dit artikel (PDF)


1. Speckens AE, van Hemert AM, Spinhoven P e.a. Cognitive behavioural therapy for medically unexplained physical symptoms: a randomised controlled trial. BMJ 1995; 311: 328-32.
2. Sumathipala A, Hewege S, Hanwella R e.a. Randomized controlled trial of cognitive behaviour therapy for repeated consultations for medically unexplained complaints: a feasibility study in Sri Lanka. Psychological Medicine 2000; 30: 747-57.
3. Hiller W, Fichter MM, Rief W. Controlled treatment study of somatoform disorders including analysis of healthcare utilization and cost-effectiveness. J Psychosom 2003; 54 (16): 369-80.
4. Lidbeck J. Group therapy for somatization disorders in primary care: maintenance of treatment goals of short cognitive-behavioural treatment one-and-a-half-year follow-up. Acta Psychiatr Scand 2003; 107 (19): 449-56.
5. Allen LA, Woolfolk RL, Escobar JI e.a. Cognitive-behavioral therapy for somatization disorder: a randomized controlled trial. Archives of Internal Medicine 2006; 166: 1512-8.
6. Escobar JI, Gara MA, Diaz-Martinez AM e.a. Effectiveness of a timelimited cognitive behavior therapy type intervention among primary care patients with medically unexplained symptoms. Annals of Family Medicine 2007; 5: 328-35.
7. Zonneveld L. Unexplained Physical Symptoms, proefschrift. Buijten & Schipperheijn Uitgeverij, 2013 Amsterdam.
8. Kroenke K. Patients presenting with somatic complaints: epidemiology, psychiatric comorbidity and management. Int J Methods Psychiatr Res 2003; 12: 34-43.
9. Nimnuan C, Hotopf M, Wessely S. Medically unexplained symptoms: an epidemiological study in seven specialities. J Psychosom Res 2001; 51: 361-7.
10. Harris AM, Orav EJ, Bates DW, Barsky AJ. Somatization increases disability independent of comorbidity. J Gen Intern Med 2009; 24: 155-61.
11. Barsky AJ, Orav EJ, Bates DW. Somatization increases medical utilization and costs independent of psychiatric and medical comorbidity. Arch Gen Psychiatry 2005. 62: 903-10.
12. De criteria zijn onder voorbehoud omdat de DSM-V nog niet in druk was op het moment dat dit artikel werd geschreven. De genoemde criteria circuleerden op internet: www.DSM-V.org. Onder de somatic symptom disorder vallen de volgende aandoeningen uit de DSM-IV: somatisatiestoornis, ongedifferentieerde somatisatiestoornis, pijnstoornis, somatoforme stoornis NAO en een groot deel van de hypochondrie.
13. Heijmans M, Olde Hartman TC, Weel-Baumgarten E van, Dowrick C, Lucassen PL, Weel C van. Experts' opinions on the management of medically unexplained symptoms in primary care. A qualitative analysis of narrative reviews and scientific editorials. Fam Pract 2011; 28: 444-55
14. Epstein RM, Quill TE, McWhinney IR. Somatization reconsidered: incorporating the patient’s experience of illness. Arch Intern Med 1999; 159: 215-22.
15. Phillips K, Clauw DJ. Central pain mechanisms in chronic pain states - maybe it is all in their head. Best Pract Res Clin Rheumatol 2011; 25: 141-54.
16. Dowrick CF, Ring A, Humphris GM, Salmon P. Normalisation of unexplained symptoms by general practitioners: a functional typology. Br J Gen Pract 2004; 54: 165-70.
17. Stone L. Explaining the unexplainable - crafting explanatory frameworks for medically unexplained symptoms. Aust Fam Physician 2011; 40: 440-4.
18. Salmon P, Peters S, Stanley I. Patients’ perceptions of medical explanations for somatisation disorders: qualitative analysis. BMJ 1999; 318: 372-6. 
19. Ravenzwaaij J van, Olde Hartman T, Ravesteijn H van, Eveleigh R, Rijswijk E van, Lucassen P. Explanatory models of medically unexplained symptoms: a qualitative analysis of the literature. Ment Health Fam Med 2010; 7: 223-31. 
20. Wilgen CP van, Keizer D. Het sensitisatiemodel: een methode om een patiënt uit te leggen wat chronische pijn is. NTvG 2004. 148: 2535-8.
21. Henningsen P, Zipfel S, Herzog W. Management of functional somatic syndromes. The Lancet 2007; 369: 946-55.
22. Rief W, Broadbent E. Explaining medically unexplained symptoms, models and mechanisms. Clin Psychol Rev 2007; 27: 821-41.
23. Houdenhove B van, Horst HE van der. Pathofysiologische mechanismen van functionele somatische syndromen. In: Feltz-Cornelis CM van der, Horst HE van der, Handboek Somatisatie, Utrecht: De Tijdstroom 2008; 65-80.
24. Dimsdale JE, Dantzer R. A biological substrate for somatoform disorders: importance of pathophysiology. Psychosom Med 2007; 69: 850-4.
25. Deary V, Chalder T, Sharpe M. The cognitive behavioural model of medically unexplained symptoms: a theoretical and empirical review. Clin Psychol Rev 2007; 27: 781-97.
26. Buffington CA. Developmental Influences on Medically Unexplained Symptoms. Psychother Psychosom 2009; 78: 139-44.
27. Mast RC van der. Onverklaarde lichamelijke klachten: een omvangrijk probleem maar nog weinig zichtbaar in opleiding en richtlijnen. NTvG 2006; 150: 686-92.


Hieronder ziet u de reacties op dit bericht. Plaats ook uw reactie! Ziet u geen reactieformulier?Log in. (4)

"30 jaar geleden was 'preventie van somatische fixatie' de naam van de methode waarmee patienten die nu Solk patienten genoemd worden, behandeld moesten worden.Ook toen was met enthousiast over de nieuwe inzichten. Het klinkt als oude wijn in nieuwe zakken.
Het leggen van verband tussen lichamelijke klachten en 
psychisch ongenoegen, inzicht in mechanismen die dit in stand houden is helaas niet voor iedereen weggelegd.
10 % van de bevolking is laag gelettterd en nog meer mensen beschikken niet over voldoende gezondheidsvaardigheden. 
Deze groep, die de pijn vaak in het lichaam voelt, werd niet met de 'preventie van somatische fixatie' en wordt niet met de Solkmethode bereikt.
De uitdaging is voor deze groep een methode te vinden.

R.G. Metz, huisarts in een achterstandswijk"

R.G. Metz, huisarts, ROTTERDAM - 12-08-2013 10:50

"Graag wil ik reageren op de ingezonden brief van huisartsen Mol en Oudeman. 
Zij vertellen over hun positieve ervaringen met een (nota bene geaccrediteerde) nascholingscursus haptonomie, o.a. in het kader van de NHG-standaard SOLK. Meldenswaardig is het dat deze brief verschijnt in het nummer waarin Catherine de Jong (voorzitster VtdK) wordt geïnterviewd. Ik had dan ook verwacht dat er wel reactie zou komen op de suggestie van deze huisartsen om de mogelijkheid tot verwijzing naar een haptonoom op te nemen in de volgende editie van de genoemde NHG-standaard. Ik hoop dat de Standaard-opstellers deze suggestie naast zich neerleggen, want m.i. is het erg gevaarlijk om alternatieve behandelingen te laten doorsijpelen in de reguliere geneeskunde (en in de hele samenleving overigens).
"

T. Klootwijk, basisarts, Gorinchem - 09-08-2013 14:17

"Wij zijn het volledig eens, dat SOLK-patienten bij voorkeur geen verwijzing naar psycholoog of psychiater wensen. En dat cognitieve gedragstherapie een goed alternatief voor hen is. Vorige week hebben wij in samenwerking met Stichting KOEL een geaccrediteerde nascholingscursus Haptonomie georganiseerd, waarbij 20 huisartsen, assistenten en praktijkondersteuners aanwezig waren. Uiteraard kreeg de recente NHG-standaard SOLK hier aandacht. Na afloop waren praktisch alle deelnemers er van overtuigd, dat haptonomie een zeer efficiënte hulp kan bieden aan deze patiënten.
Het vakgebied mag namens de cursisten bij een volgende herziening van deze standaard worden toegevoegd bij de mogelijkheden tot verwijzing.

Dr. R. Mol, huisarts
I.H.P. Oudeman, huisarts
"

, , - 26-06-2013 14:15

"Graag reageer ik vanuit mijn ervaring en kennis als arts, psycholoog én patiënt. 
SOLK wordt hier gedefinieerd als een containerbegrip, terwijl er vele en diverse redenen zijn waarom somatische klachten niet (kunnen) worden begrepen of verklaard. Een kort overzicht: 
Klachten kunnen een sterke relatie hebben met een psychisch of psychiatrisch probleem of tevens gerelateerd zijn aan, of verergerd worden door life-events, ineffectieve coping etc.. Psychologische behandelingen, zoals CGT kunnen bij deze mensen effectief zijn. 
Lichamelijke klachten kunnen ook onverklaard zijn omdat de aandoening nog niet is beschreven of omdat er geen diagnostische mogelijkheden bestaan. 
Soms herkent men het beeld niet en gebruikt ook niet de beschikbare diagnostische mogelijkheden, door bijvoorbeeld onvoldoende kennis en ervaring, te eenzijdig luisteren en verzuimen dóór te vragen, alleen afgaan op lab-uitslagen, scans e.d.. Eerste indrukken, mede gevoed door dikke dossiers, kunnen zeer hardnekkig zijn. 
Klachten/ symptomen houden zich niet aan de beschrijvingen in medische handboeken en artikelen. Soms zijn ze nog niet duidelijk in een vroege fase. Of de patiënt beschrijft ze anders dan de arts ze zou benoemen (de patiënt kan het niet goed onder woorden brengen of geeft juist te veel details). De patiënt kan klachten bagatelliseren of symptomen niet noemen als de arts er niet expliciet naar vraagt. 
Verwijzen is heel moeilijk. Voor een goede intake en verwijzing zijn daarom de meest ervaren, breed denkende en breed kijkende professionals nodig, die meerdere disciplines tegelijk in hun mars hebben. En/of een multidisciplinair team dat ook echt samenwerkt. Dit heeft wel gevolgen voor verzekeringsstructuur en dbc's. 
Tot slot stellen de auteurs dat er bij patiënten een omslag moet komen in denken en doen. Mij lijkt dat er juist een omslag in het denken en doen van artsen moet komen! Ik stel dit ook op basis van mijn eigen ervaringen als patiënt. 
"

A.P. Nauta, arts, psycholoog en patiënt, DELFT - 20-06-2013 15:03