Dr. M. Kabela, psychiater

 

 

De biologische predispositie tot agressief gedrag

 

Inhoud:

 

Inleiding

Definities

Soorten agressie

           Drie hoofdsoorten: overwogen, instrumentele, affectieve, impulsieve, bij

psychische stoornissen

Moyers 7 soorten agressie

Musaph: 5 vormen van agressie

                        Agressie in het dierenrijk

Specifieke agressie uitingen van de mens

Positieve kanten van agressie

                        Agressie en suicides

 

1.            Biologische factoren                 

 

Precipiterende factoren:

a.       genetische predispositie

Catechol-O-methyltransferase

     XYY

     MAO-A deficintie

geschatte erfelijkheidsrisico bij schizofrenie en bipolaire stoornis

instinct of aangeleerd (Freud, Adler, Klein, Lorentz, Bandura, Meissner)

b.       intelligentie

c.       gender aspecten

nicotine en het geslacht

d.       leeftijd

e.       lichamelijke ziekten

hypoglycaemie en diabetes

f.         hersen- en psychische ziekten en hun neurobiologie

hersenletsel

           Charles Whitman

psychopathie

Asperger syndroom

epilepsie

postencefalopathie syndroom

ADHD

PMS

                                          Geestesstoornissen en agressie

                                                psychosis en schizofrenie

                                                persoonlijkheidsstoornissen

                                                affectieve en seksuele stoornissen

                                                oligofrenie en dementie 

g.       neurofysiologie en neurofysiologisch onderzoek

de hersenstam, het limbisch systeem en de cortex

de neurotransmitters

           Ach,NA,Do,5-HT

electrische stimmulatie van bepaalde hersengebieden

P300 amplitude

                                    h    neurohumorale en toxische invloeden

                                                testosteron

                                                cortisol

                                                alcohol en drugs

                                                amfetamine en cocaine

                                                chlorpyrifos

 

 

2. psychische factoren en oorzaken van agressie

           psychische ontwikkeling

           a. aangeboren, b. frustratie, c. imitatie (Bandura), d. instrumentale agressie

3. socialisatie proces en opvoeding

4. situationele factoren

5. civilisatie, cultuur, ideologie, politiek en religie

6. klimatologische factoren

Nawoord                      

                       

literatuur

synoniema van agressie en geweld en gebruik van het woord agressie 

verklarende woordenlijst

 

 

 

 

 

Inleiding

 

Uit het World Report on Violence and Health dat de Verenigde Naties jaarlijks uitgeeft kunnen we concluderen, dat idylische niet agressieve gemeenschappen nergens in de wereld bestaan. Zoals bekend, heeft Margaret Mead iets te subjectief de Samoa samenleving als niet agressief beschreven. Elk jaar sterven in de wereld ongeveer 1,6 miljoen mensen gewelddadig. De helft hiervan ten gevolge van su�cide, een derde wordt vermoord en een vijfde door oorlogshandelingen. In arme landen met een brede laag zwakke sociaal-economische klasse sterven tweemaal zoveel mensen tengevolge van geweld dan in beter ontwikkelde landen. Vooral jongeren zijn zowel daders als slachtoffers (Lewis 2005, 2261).

 

Gewelddadig gedrag op basis van afgunst en jaloezie, wraak, macht en neiging tot overheersen, seksuele drijfveren, ideologie�n van haat e.a. lijkt inherent aan de menselijke aard te zijn. Volgens het genoemde UNO rapport zou de twintigste eeuw als de meest gewelddadige eeuw gekarakteriseerd kunnen worden.

 

Zoals uit het verdere betoog zal blijken, zijn agressie en geweld complexe, veelvormige begrippen. Om te verduidelijken wat onder agressie en geweld verstaan wordt, worden eerst enkele definities hiervan gegeven, die hopelijk een nadere begrenzing van deze vage begrippen geven.

 

 

Definities:

 

Omdat agressie een samengesteld begrip is, wat vele aspecten omvat, zal er nooit een enkele theorie ontworpen worden die agressie in zijn geheel verklaart en eveneens geen ��n definitie. Hier volgen enkele pogingen het begrip te defini�ren:

 

Voorbeeld van een operationele definitie:

Gedrag is agressief in de strikte zin van het woord als met opzet schade wordt toegebracht aan een andere persoon of aan een voorwerp (Matthys 1999,529).

 

Voorbeeld van een algemene definitie:

Agressie is een fundamentele vorm van gedrag, die door pijn, angst, woede, provocatie, bedreiging van hi�rarchische positie, overbevolking en andere innerlijke en uiterlijke prikkels opgewekt, versterkt of verminderd wordt en door leerervaringen beslissend en be�nvloed kan worden (Hacker, 1972, 177).

 

En er bestaan veel andere definities:

 

Agressie is als het subject het object opzettelijk pijn wil doen (Baron, 1977).

 

Agressie is geweld tussen dieren van eenzelfde of aanverwante soort (Russells, 1968).

 

Agressief gedrag is gedrag dat gericht is op vernietiging of op het toebrengen van schade. Ieder mens heeft de mogelijkheid tot agressief gedrag. Het hangt mede van de omgeving af, wanneer en in welke mate het tot agressie komt (De Pauw-Voets, 2005). 

An act whose goal-response is injury to an organism (Dollard, 1939).

Agression is a response, which delivers noxious stimuli to another organism (Buss, 1961).

 

Agressie is gedrag waarvan de dader meent dat hij bij een ander min of meer schade teweegbrengt (Fris, 1972, 40).

 

Agressie is de behoefte of de intentie om te kwetsen, door woord, gebaar of fysiek geweld, zonder dat daar verder enig extern doel mee gediend is. Maar agressie kan ook een heftige gemoedstoestand zijn, aanverwant aan woede, razernij, haat en verlies van zelfbeheersing. Het woord zegt niets over de oorzaak of aanleiding (Schreurs, 1998, 119).

 

Geweld is dreigen met het gebruiken van kracht, die waarschijnlijk de ander beschadigd (Meloy 1988).

 

Geweld is de oorzaak van het verschil tussen de werkelijkheid en de potenti�le mogelijkheden.

 

Geweld verwijst naar het gebruik van fysieke kracht en het intentioneel toebrengen van letsel aan personen of materi�le schade aan eigendommen, ongeacht de motieven of omstandigheden die er de aanleiding toe zijn (Siann in Schreurs, 1998, 119).

 

Onderzoekers willen een werkzame (operationele) definitie van agressie voor het onderzoek die duidelijk is, niet poly-impretabel en daarom lijken ons de meeste operationele definities vrij beperkt. Want er bestaat een glijdende schaal van nog acceptabel gedrag en gedrag met een openlijke agressie gericht tegen een persoon of stoffelijke bezittingen. Waar is de grens? Is sarcasme, geprikkeld zijn (irritability), roddelen, manipuleren, iemand uitschelden of bedreigen (verbale agressie), intimideren en pesten al agressie? Hoort onder dit begrip ook agressieve houding (gezindheid), agressieve fantasie, aversief en allerlei antisociaal (soms heimelijk, in ieder geval voor anderen ergerlijk) gedrag? Is duidelijke �assertiveness� al agressie of pas �assaultiveness�?  Deze begrippen zijn moeilijk te omschrijven, vast te stellen en kwantitatief te meten. Dat maakt vele definities beperkt.

 

Antisociaal gedrag: gedrag waardoor andere mensen zijn benadeeld  en basale normen en waarden zijn g                      eschonden.

 

 

 

Soorten van agressie

 

Men onderscheidt verschillende vormen van

 

-   fysieke, instrumentele (proactieve) agressie: geplande, voorbereidende agressie waarmee men een  

extern doel tracht te bereiken. Bij de mens komt dit soort agressie veel voor. De dieren kunnen deze ontwikkelen als hun vorige agressie uiting beloond werd (leerproces). Deze vorm van agressie is niet impulsief en meestal (niet altijd) vrij van emoties.

psychische agressie:

-          emotionele � reactieve agressie (ook: affectieve, expressieve, hostiele agressie) is gebaseerd op een negatieve emotie (meestal boosheid) en heeft geen extern doel, staat op zichzelf. Meestal

wordt deze (het affect) impulsief geuit, niet gepland, gepaard gaand met verheffing van de stem of

verbale uitingen of dreiging met geweld. In mindere mate is deze bewust gecontroleerd en

voorbereid (cognitieve agressie), waarbij men zich bewust is van de mogelijke gevolgen.

Neuroanatomische banen bevinden zich  naast de spinothalamische tractus wat ook de connectie tussen affectieve agressie als antwoord op pijngewaarwording aannemelijk maakt.

(Berkovitz, 1993)

-  relationele agressie

 

-  agressie veroorzaakt door ziektes en lichamelijke (hersen)stoornissen

 

 

Agressie kan geuit worden:

-  verbaal, zoals verwijten maken, schelden, dreigen

-  fysiek, waarbij de ander lichamelijk wordt aangevallen

 

 

Moyer (1976) beschreef zeven soorten agressie in het dierenrijk die fysiologisch van elkaar zouden verschillen, andere neuro-anatomische banen en of neurotransmitters gebruiken:

 

:

1.                   proactieve � predator agressie: aanvallend gedrag van een dier tegenover zijn prooi, om een prooi te bemachtigen en dus een voedsel te verkrijgen; de agressie is meestal gericht op een andere soort, zelden tegenover eigen soort; impuls tot deze agressie geeft een prooi die beweegt; (proactief: gedrag dat een beloning nastreeft; predator: roofdier, predatory: roofzuchtig)

2.                   agressie tussen de mannelijke dieren om de hi�rarchie van dominante en submisieve dieren van zelfde soort te bepalen; zelden bij vrouwelijke dieren;

3.                   agressie veroorzaakt door angst, waarbij het dier zich bedreigd voelt en geen kans ziet om te vluchten,

4.                   agressie door irritatie door andere dieren of door levenloze voorwerpen kan agressie veroorzaken. Volgens Moyer gaat hier frustratie, pijn, honger, moeheid, slaaptekort of een andere stress aan vooraf (maar niet altijd, zoals bijvoorbeeld bij agressieve aanval van een stier op een rode doek),

5.                   moeder-agressie om haar jong te beschermen,

6.                   seksuele agressie rondom de paring, vaak bij mannelijke dieren, maar niet alleen,

7.                   agressie om zijn territorium te beschermen, zowel tussen de soorten, maar ook bij eigen soort. Moyer twijfelt of deze vorm van agressie een eigen fysiologische basis heeft of  samengesteld is door de voorgaande typen van agressie (Čerm�k, 1999, 10).

 

Hieruit zouden we verschillend agressief gedrag kunnen onderscheiden: offensief, defensief, dreiggedrag, onderwerpingsgedrag, etc. We zien, dat de agressieve driften van de dieren functioneel zijn. Bij de mens zijn ze niet (voldoende) ge�volueerd, waardoor ze storend kunnen werken.

 

Men kan bepaalde overeenkomsten zien tussen dierlijk en menselijk agressief gedrag, toch zijn er ook belangrijke verschillen. Bijvoorbeeld wat de predator agressie bij dieren en de proactieve -instrumentele agressie bij de mens betreft

Proactieve � instrumentele agressie bij de mens is overwogen, gepland, gericht op een doel, vaak zonder emoties (wreed). Het gaat niet om voedsel te bemachtigen, maar meestal om een andere doel te bereiken, bijvoorbeeld, geld of kostbaarheden te roven. Bij de mens gaat deze vorm van agressie vaak gepaard met het plezier een ander tot slachtoffer te maken. De daders hebben vaak een intacte impulscontrole. Deze soort agressie komen we meestal tegen bij personen met een antisociale en soms borderline persoonlijkheid ;

 

 

Musaph (1986, 75) onderscheidde vijf verschillende agressievormen:

1                    agressie als drift. Deze oerdrift is dus reeds bij de geboorte van de mens aanwezig.

2                    agressie als gedragspatroon. Veel werk is verricht over dit onderwerp door de behavioristen (Berkowitz, 1969, Hamburg 1970).

3                    agressie als emotie, zoals haat, woede, wrok, vijandschap etc.

4                    agressie als karaktertrek. Vandaag, volgens de DSM-IV zouden we deze vinden bij antisociale persoonlijkheidsstoornis(3001.7)

5                    agressie verhuld in afweervormen (vaak door middel van projectie, overdekking door het tegendeel, loochening, en bagatellisering). Wordt agressie tegen de eigen persoon gericht d.m.v. introjectie dan kan deze uitmonden in depressie, psychosomatische stoornissen (door verdringing van agressie, wrok en vijandigheid), automutilatie (dermatitis artefacta, trichotillomanie, psychogene jeuk) of suicidaliteit. etc.

 

Fris (1972, 29) heeft in zijn proefschrift gewezen op de zogenoemde gelegenheidagressie, waaronder hij gewelddadig gedrag verstond dat we zien optreden in situaties waarin agressie mogelijk en niet verboden is.

 

 

 

Agressie in het dierenrijk

 

Vooral Lorenz, het echtpaar Claire en William Russel hebben veel agressie bij dieren beschreven (ethologie) welke ook enige inzichten in het menselijk agressief gedrag opgeleverd hebben. De vraag is in hoeverre men bevindingen uit het dierenrijk op de mens kan overdragen. De mens leeft immers in een �kunstmatige�, dus niet oorspronkelijk natuurlijke, omgeving, waar andere gedragsregels gelden. Bij het hoofdstuk genetica (instincten) komen we op de inzichten van Lorentz terug.

 

Lewis (2005, 2062), refereert aan de documentaire van Jane Goodall, die liet zien, dat ook chimpansees een primitieve vorm van oorlog kunnen voeren. Hun DNA lijkt veel op het menselijk DNA en mogelijk is deze genetische nabijheid ook de reden van de gedragsovereenkomst. Dit feit wijst dan ook erop, dat de menselijke agressiviteit voor een belangrijk deel overge�rfd is.

 

 

Specifieke soorten van agressie bij de mens

 

Opmerkelijk is dat �onmenselijk� agressief gedrag in het dierenrijk niet voorkomt (b.v. marteling, sadisme, wrok, wreedheid, razernij, haat, wraak, tiranniek optreden, etc.). In tegenstelling tot dieren zijn er mensen die geweld gebruiken om hun behoefte een lijdende mens te zien te bevredigen. Het lijden van anderen, zien dat ze bang zijn voor je, dat ze vernederd zijn, veroorzaakt bij hen genoegdoening en bevrediging. Men kan allerlei redenen hiervoor vinden. Door middel van wreedheid willen ze zich bewijzen dat ze respect van anderen verdienen of genieten van extreme beheersing en manipulatie van anderen. Wij zien dit vaak bij een antisociale persoonlijkheid.

Dieren richten i.t.t. de mens hun agressie meestal op een andere soort. De Romeinen zeiden het reeds: Homo homini lupus: de mens is de mens een wolf (Plautus, Asinaria II,, 4, 88). De psychiater Ronald Laing (1969) heeft geschreven, �Normale mensen hebben de laatste vijftig jaar naar schatting zo�n 1.000 miljoen normale mensen gedood�. We kennen veel soorten van massaal menselijk geweld, niet alleen allerlei soorten oorlogen (burgeroorlog, bevrijdingsoorlog, etnische of religieuze oorlog, veroveringsoorlog), maar ook pogroms, etnische zuiveringen,

 

 

Positieve kanten van agressie

 

Agressie heeft een functie die gericht is op behoud van soort en het individu.

In het proces van streven naar individuatie en onafhankelijkheid van het kind toont hij soms hostiel of onaangepast gedrag als hij opkomt tegen zijn ouders of het gezag of ten opzichte van leeftijdsgenoten (jaloezie). De agressieve drift  stelde het kind in staat zich van de ouderlijke overheersing los te maken en dient in de volwassenheid  voor behoud en afgrenzing  van de identiteit. Telkens als de identiteit bedreigd wordt zien we een toename van agressiviteit, welke leidt tot het maken van onderscheid. Dus onenigheid, controversen en zelfs wedijverende strijd  hebben een nuttige functie in het menselijk bestaan.

Offerhaus (1986, 11) noemt agressie ook als levensbehoeder voor de individuele mens of voor het behoud van de groep. Zonder agressie zouden we volgens hem over ons laten lopen, ziek worden, doodgaan, uitsterven. Agressie krijgt hier een constructieve annotatie. Bij sommige vormen van behandeling en (assertiviteits-)training wordt �creatieve agressie� zelfs gezien als middel bij uitstek voor een gezond leven, met het gewonnen territoriumgevecht als basis voor het levensgeluk.

 

Met kan agressie sublimeren in bijvoorbeeld concurrentie in handel, competitief gedrag in politieke of wetenschappelijke carri�re, in sport en als soldaat, wat aangemoedigd wordt en gewaardeerd.

Musaph 1986, 77) schreef dat agressie als emotie en gedrag een noodzakelijke voorwaarde is om als mens normaal te reageren in zijn sociaal netwerk en zich in dit netwerk staande te houden.

In extreme omstandigheden (Tas, 1951; bijvoorbeeld in mensonterende situaties in Duitse concentratiekampen 1943-45) men zonder een zekere mate van agressie (of levensdrift? moed?) minder kans had om te overleven.

 

Blake en Grofman (2004) schreven eveneens, dat agressieve reacties een belangrijk mechanisme vormen bij de bescherming van het leven. Zonder het vermogen om agressief te zijn, zouden we ons en anderen niet kunnen verdedigen in geval van ernstige bedreiging.

Storr (1970, 30) schreef dat (gesublimeerde) agressie nodig is het voor het overwinnen van hindernissen en het beheersen van de buitenwereld en deze behoefte eveneens ingeboren is als seksualiteit of het stillen van honger.

De Amerikaanse psychoanalytica Clara Thompson (Storr, 1970, 52) schrijft: Agressie hoeft helemaal niet noodzakelijk destructief te zijn. Ze komt voort uit een ingeboren neiging tot groei en beheersing van het leven, die kenmerkend schijn te zijn voor alle levende stof. Een andere analyticus beweerde dan ook dat de gemeenschap niet in gevaar komt door de menselijke agressiviteit, maar door onderdrukking van persoonlijke agressiviteit van enkelingen.

Het kritiekloos aanvaarden van het idee, dat een maatschappij zonder strijd mogelijk is, is een wensvervullende dagdroom, een archetypische fantasie, welke in de geesten van alle mensen sluimert en daardoor gemakkelijk door enthousiasten kan worden geactiveerd (Storr, 1970, 61-2).

 

Agressief gedrag wordt ook sociaal vaak gewaardeerd, bijv. verhoogt de status, is lucratief ), specifiek in criminele kringen.

 

Bekend is het gedrag van de lemmingen, Scandinavische knaagdieren, die zich onder invloed van overbevolkingontsporend territoriumgedrag massaal su�cideren door zich in fjorden te storten, op zoek naar de te ver gelegen overkant. Dit zou instinctief bepaald kunnen zijn. Bij de mens heb ik slechts over een dergelijk voorbeeld gelezen. Oude Eskimo vrouwen gaan soms schaars gekleed ergens buiten de iglo zitten om dood te vriezen, om het schaarse voedsel van de jongeren niet nog eens te verminderen.

Iets verder in de historie: in de twaalfde eeuw na Christus gaven hongersnoden ten gevolgen van overstromingen van de rivier Yang-Tse aanleiding tot agressie tussen mensengroepen in China. Malthus wees in de 18e eeuw, dat overbevolking tot oorlog kan leiden; zijn voorspelling is niet uitgekomen.

 

 

Agressie en su�cide

 

 

Onduidelijke invloed van cholesterol

 

In 2001 heb ik mij uitgebreid met deze relatie beziggehouden waarvan hiervan een samenvatting:

Verschillende onderzoekers vonden een positieve relatie tussen hoog serumcholesterol en agressieve su�cide, vooral bij mannen. Personen met een hoge serumconcentratie hadden een tweemal zo hoog risico op agressieve su�cide dan personen met de laagste concentraties. Er werden geen correlaties gevonden tussen totaal serumconcentraties en n�et-agressieve su�cides (Tanskanen 1996, Vartiainen e.a. 1994, Iribarren e.a. 1995)

Het omgekeerde heeft men ook gevonden, namelijk een verlaagd serumcholesterolgehalte bij mannen die door moord, ongelukken of geweldadige su�cide aan hun einde kwamen (Lingberg 1992, 1994, Ploeckinger e.a.1996, Zureik 1996). Men kan geen causaliteit hieruit concluderen, want verlaagd serumcholesterolwaarde zou ook gevonden worden  bij verlaagd serotoninewaarde in plasma en thrombocyten, wat wel correleert met impulsief, gewelddadig gedrag (Wolferdorf e.a. 1996).

Vartiainen e.a. (1994) onderzochten de samenhang tussen de plasmacholesterolconcentratie en de prevalentie van gewelddadige sterfte bij Finnen van middelbare leeftijd en vonden geen samenhang, nog bij mannen, noch bij vrouwen. Roken hing wel significant met een gewelddadige dood. Hun conclusie luidde, dat een cholesterolverlagende strategie op bevolkingsniveau gunstig en veilig is.

De relatie tussen cholesterol, agressie en su�cidale neigingen is dus complex.

 

 

Serotonine, agressie en su�cide

 

Vooral de raphe-kernen van de hersenstam bevatten serotonerge zenuwcellen. Met hun axonen bereiken ze grote delen van het ruggenmerg, de hersenstam en de grote hersenen. Het serotonerge systeem bevat meer dan vijftien verschillende, waarschijnlijk functiespecifieke, receptoren.. Dit systeem speelt een rol bij vele fysiologische en psychologische functies, onder meer complexe cognitieve taken, regulatie van stemming en de agressie- en impulscontrole.

De monoaminohypothese verduidelijkt enigszins de relatie tussen een gestoorde impuls- en agressieregulatie en su�cidaal gedrag. Deze hypothese van depressie is geformuleerd op basis van de bevinding dat de concentratie van 5-HIAA (hydroxyindolazijnzuur), de belangrijkste metaboliet van serotonine 5-HT, het centraal zenuwstelsel (hersenstam) bij depressieve pati�nten en su�cideslachtoffers verlaagd is. Dezelfde bevinding is later gevonden bij depressieve en tevens su�cidale pati�nten die een su�cidepoging gedaan hebben.

 

Verkes e.a. vonden bij su�cidepogers  een intra-individuele samenhang tussen lage waarden 5-HIAA in de bloedplaatjes en zelfdepreciatie, depressieve stemming en gevoelens van kwaadheid.

Su�cidaal gedrag en lage 5-HIAA waarden in liquor zouden nauw verbonden met agressief gedrag en   ook met agressieve su�cidepogingen.

Is deze biochemische stoornis, het �lage serotonine syndroom�, specifiek voor impulsief/agressief gedrag ook voor su�cidaliteit?

Stanley e.a. (2000) vonden een relatie tussen verlaagd 5-HIAA in het CZS en habitueel agressief gedrag bij heterogene pati�ntengroepen, onafhankelijk van su�cidaal gedrag.

Het is echter niet duidelijk of bepaalde personen deze biochemische afwijking hun hele leven meedragen en hen tot agressief (en of su�cidaal) gedrag disponeert (trait; low serotonin trati disorder) dan wel een afwijking die alleen tijdens het agressieve (su�cidale  gedrag optreedt (state). Verkes e.a. (1998) concluderen, dat impulsief su�cidaal gedrag in relatie staat met serotonerge stoornissen en impulsiviteit  als eigenschap (personality trait).

 

 

 

 

Predisponerende factoren 

 

Bij de agressieve uiting kunnen vele factoren een rol spelen:

                                                                                                                                    

1.            biologische factoren

- a.  genetische predispositie, drift en instinct

Catechol-O-methyltransferase, XYY, MAO-A defici�ntie

voorbeeld � geschatte erfelijkheid van schizofrenie

           instict of aangeleerd (Freud, Adler, Lorentz)

- b.  intelligentie

- c.  gender-aspecten (man-vrouw verschillen)

- d.  leeftijd

- e.  lichamelijke ziektes (diabetes)

- f.  hersen- en psychische ziekten en de neurofysiologie

                 hersenletsel

                 PMS   

                 epilepsie,

                 psychosis,

                 persoonlijkheidsstoornis,

                 affectieve en seksuele stoornnissen en deviaties,

                 oligofrenie, dementie e.a.

- g.  neurofysiologie en neurofysiologisch onderzoek

                  de hersenstam, het limbisch systeem en de de cortex

           de neurotransmitters: Ach, Na, Do, Se

                 P300 amplitude

                 serotonine en agressie

- h.  neurohumorale en toxische factoren

                  testosteron

                 alcohol en drugs

 

2            persoonsgebonden factoren

- psychische ontwikkeling en karakter (het aanleren van gewetensnormen, schuld- en

      verantwoordelijkheidsbesef)

- psychische factoren, zoals frustratie, angst, maar ook spontane, "van binnen"

      opkomende geweldsopwelling

3           sociale factoren: socialisatieproces en opvoeding, het aanleren van morele/ethische normen,

waarden en omgangsvormen, het respecteren van de ander, tolerantie voor anders denken, etc.

- sociale context-"inbedding"/positie, milieu, tegengestelde sociale doelstellingen

- invloed van televisie

- scholingsgraad

4             situationele factoren:     

- reactie op omgevingsprikkel - momentane situatie of gebeurtenis / "provocatie" (bijv

  conflict/crisissituatie), aanmoediging door anderen, anonimiteit, dispositie van wapens

- voorhanden zijnde of juist gebrek aan oplossingsmogelijkheden

 

 5         civilisatie-culturele, ideologische-politieke en religieuze factoren

 

 6          klimatologische factoren (sirocco, f�hn)

 

Al deze kunnen als precipiterende of oorzakelijke, uitlokkende, of juist remmende factoren zich doen gelden.

De biologische (fysiologische) basis van predispositie tot agressie en agressief gedrag van recente vakliteratuur wordt kort en overzichtelijk geschetst.

 

 

 

1.a            Genetische aspecten

 

Uiteindelijk is het resulterend gedrag (final common pathway) bepaald  door zowel genetische als alle andere (o.a. psychische, sociale/omgevings) factoren. Genetische samenstelling alleen bepalen niet de complexiteit van het menselijk gedrag.

 

Er bestaat een hele rij studies die suggereren dat genetische componenten invloed hebben op

            agressief, antisociaal of crimineel gedrag. Probleem is, dat deze begrippen samengestelde

begrippen zijn die ontleedt kunnen worden in allerlei onderdelen, oftewel ze zijn niet zuiver en goed bruikbaar voor onderzoek. Antisociaal gedrag wisselt bijvoorbeeld naar land, afhankelijk wat in een land volgens daar geldende wetten als crimineel geldt (bloedwraak op het platteland in Turkije).. Er bestaan ook grote verschillen in individueel oordeel over agressief gedrag. Bedoelt men alleen verbaal of fysiek agressief gedrag. Met het nemen van wraak of een ander pijnlijk raken of hem schade toebrengen op een sociaal acceptabele wijze. Is zo�n habitueel gedrag geen agressie?

 

            Veel dierlijke en menselijke eigenschappen, (dus ook de agressie-instincten) zijn vastgelegd in de

genen, die worden ge�rfd door het nageslacht. Soms treden er heel toevallig mutaties op plotselinge en willekeurige veranderingen van de erfelijke code). Sommige brengen een verbeterde aanpassing aan de omgeving, anderen sterven weer uit. Dat gaf sommigen de indruk van �survival of the fittest�.. In feite zijn de uitersten (bijv. veel of weinig agressie) gedoemd tot uitsterven. Men spreekt van een evolutionair stabiele strategie De menselijke beschaving is volgens onderzoekers evolutionair te snel ontstaan, de evolutie had geen tijd om bijvoorbeeld voldoende agressieremmende invloeden te ontwikkelen. O.a. is de aansluiting (de controle) van de cortex op de lagere, fylogenetisch oudere structuren (limbisch systeem, hersenstam) onvoldoende (Schreurs 1998, 29).

 

Het lijkt erop, dat de samengestelde verschijnselen als antisociaal en agressief gedrag ook niet slechts door ��n gen, maar door een combinatie van verschillende genafwijkingen en ook andere biologische kenmerken de mens kwetsbaar maken voor het ontwikkelen van antisociaal en agressief gedrag.

           

 

            Catechol-O-methyltransferase

            Het resultaat van 62 studies van 12 landen heeft laten zien, dat 3.7% mannelijke delinguente gevangenen een psychotische stoornis had, 10% een depressieve stoornis (mayor       depression) en 65% een persoonlijkheidsstoornis (meestal een antisociale persoonlijkheid). Heterozygote mannelijke muizen, die catechol-O-methyltransferase missen, vertonen verhoogde agressie  in geval ze samen zijn met mannelijke exemplaren. (Lewis,2005, 2265). Verhoogde agressiviteit en antisociaal gedrag vertonen schizofrene pati�nten met polymorfisme voor genen die de productie van catechol-O-methytransferase controleren.

 

 

            XYY

            Soms krijgt men de indruk dat men het antwoord gevonden heeft (de gen), helaas blijkt later dat wij er nog niet zijn. Onderzoekers vonden bijvoorbeeld genetische mutanten (karyotype) met een YYX chromosomengarnituur. Een extra Y-chomosoom bij mannen zou een specifieke risicofactor (predispositie) voor antisociaal of gewelddadig gedrag zijn. Y chromosoom  geeft namelijk aanleiding tot testosteron productie. Men vond onder andere dit dubbele Y-chromosoom statistisch vaker bij mannen in de gevangenis dan in de doorsnee populatie (1:35 tot 1: 100, bij algemene populatie mannen 1: 550) (Čerm�k, 1999, 17). Deze �supermannen� hebben sterk ontwikkeld spierstelsel en hebben een sterke lichaambouw. Meyer-Bahlburg schreef reeds in 1981 dat abnormale invloed van geslachtas-chromosomen men niet bewijzen kon. In 1993 kwam de National Academy of Science tot de zelfde conclusie, namelijk dat het dubbele Y-chomosoom niet met agressief gedrag correleert (Horgan, 1993)

            Crimineel en agressief gedrag van vrouwen zou theoretisch ook met chromosomale aberatie kunnen samenhangen met XO, terwijl vrouwen met karyotype XXX zouden juist minder agressie vertonen. Onderzoek heeft echter deze veronderstelling  niet bevestigd.

           

            MAO-A defici�ntie

            Brunner e.a. (1993) vonden een relatie tussen MAO-A defici�ntie (monoamino-oxidase-A gen, gelocaliseerd op het chromosoom X), en impulsief-agressief gedrag.in combinatie met een lichte mentale retardatie. Dit gen codeert een enzym in de hersenen die verantwoordelijk is  voor de afbraak van biogene aminen, zoals serotonine en dopamine. Door een tekort aan dit enzym blijft de concentratie van monoaminen lange tijd na secretie nog verhoogd.

Caspi e. a. (2002)toonden aan, dat mannen, die in hun kindertijd mishandeld waren een grotere kans hebben dan niet-mishandelde mannen op gewelddadig gedrag. In het geval dat mishandeling gepaard gaat met een lage activiteit van het MAO-A-enzym, stijgt de kans op later gewelddadig gedrag nog verder. Oplossing zou zijn: gentherapie of kindermishandeling voorkomen. Ongeveer 20% van mensen met gedragsstoornissen zou in hun jeugd mishandeld zijn. Onderzoek van Caspi e.a. heeft ook laten zien, dat niet iedereen even gevoelig voor mishandeling zou zijn.

Rappaport en Thomas (2004, 267) vermeldden een gunstige invloed van bezoeken  van een verpleegster van families met een verhoogde kans op mishandeling van kinderen. Bij deze kinderen was hun antisociaal en crimineel gedrag in de adolescentie aanzienelijk verminderd in vergelijking met een controlegroep. Dit soort interventies zou zelfs negatieve geboortegevolgen kunnen compenseren en positief gedrag van ouders bevorderen (Olds, Henderson e.a. 1998).

Zoals reeds vermeld, het zijn vooral mannen die gewelddelicten plegen, oftewel, -genetisch gesproken � het Y-chromosoom verhoogd de kans op agressief gedrag. Misschien komt het, omdat het Y-chromosoom in tegenstelling tot het X-chromosoom geen MAO-A-gen bevat.

 

Commings e.a. (1994) vonden bij agressieve gevangenen en leerlingen die wegens hun agressief gedrag van school werden verwijderd een statistisch hoger voorkomen van het D2A1 allel. Het voorkomen van dit en eveneens het D2A2-allel bij de dopamine D2-receptor in de hersenen zouden met habitueel agressief gedrag samenhangen.

Stevenson vond bij zijn onderzoek van identieke (monozygote) tweelingen dat een vervelend, storend gedrag  (�nasty� behavioral traits) minder genetisch bepaald is dan tegenovergesteld prettig, sociaal gedrag (�nice� behavioral traits). Hij verdeelde de onderzochte kinderen  volgens prosocial�  behavior (neiging medegevoel te tonen en neiging anderen te helpen, sociability, altruisme) en antisociaal behavior (destructieve neigingen) geuit tegen personen of objecten. Antisociaal gedrag kan volgens zijn onderzoek slechts voor ongeveer 20% genetisch verklaard worden, maar komt vooral tot stand onder invloed van vrienden (en niet van ouders, zoals men vaak denkt). Holden (1993)concludeert: nice guys can thank their genes)

 

           

Hoe gecompliceerd de overerving is wil ik aan de hand van de volgende tabel aantonen.

 

Geschatte erfelijkheidsrisico in procenten in schizofrenie en bipolaire stoornis