Adolescenten in rouw: ontwikkeling als protectie en kwetsbaarheid

Let Dillen, Universiteit Gent, Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie, aspirant bij het FWO

 

 

Kandt (1994) geeft aan dat  hoewel confrontatie met overlijden tijdens de adolescentie niet wordt beschouwd als een normatieve levenstransitie - 90 % van de adolescenten een verlies door overlijden hebben meegemaakt. Een dergelijke confrontatie met de dood van een eerste graadsverwant of een significante ander is een van de meest ingrijpende en complexe gebeurtenissen in het leven van adolescenten. Rouwende adolescenten dienen niet enkel hun weg te zoeken in de vele biologische, psychologische en sociale veranderingen ten gevolge van hun nieuw ontwikkelende capaciteiten, maar hebben immers de bijkomende taak om te leren omgaan met de additionele stress van het verlies. Rouw kan volgens Hogan en DeSantis (1992, 1994) immers begrepen worden als een permanent verander(en)de realiteit van zichzelf en de ander, een verhoogde kwetsbaarheid, cognitieve veranderingen, verlangen tot reunie en een verscheidenheid aan copinggedrag. Deze deelprocessen van rouw worden niet enkel beinvloed en gefaciliteerd door de veelheid aan de ontwikkelingseigen mogelijkheden van de adolescent, maar beinvloeden en bemoeilijken op hun beurt soms ook de ontwikkelingstaken eigen aan de adolescentie (zoals individuatie-separatie, identiteitsontwikkeling, ). Deze dialectische slingerbeweging tussen protectie en kwetsbaarheid manifesteert zich eveneens in de preliminaire gegevens omtrent de aanpassingsmogelijkheden na verlies. Hoewel een groot aantal jongeren het verlies op een goede manier verwerkt en er zelfs door groeit, toont onderzoek aan dat 20 tot 30 % van de getroffen jongeren een ernstig risico loopt op hoge niveaus van gedrags- en emotionele problemen en complicaties in het rouwproces (Dowdney, 2000; Worden, 1996).

 

De lezing zal deze dialectiek tussen ontwikkelingscontext en rouw bij de adolescent illustreren aan de hand van een bespreking van de recente onderzoeksbevindingen (o.a. Balk, Hogan, DeSantis,), met oog voor de specifieke rouwmanifestaties, de associaties met psychosociale indices en implicaties voor de klinische praktijk.